De planning was om eind januari 2016 de duiven bij elkaar te zetten en dat is ook gelukt. Achteraf gezien misschien niet helemaal wijs, je weet tenslotte nooit als je duiven van een zevental melkers bij elkaar zet of alles gezond is en blijft. Achteraf gezien was het misschien wijzer geweest om voor de zekerheid eerst even langs een duivendokter te gaan, maar achteraf praat altijd wat gemakkelijker. Niet dat dit wil zeggen dat er ziektes tevoorschijn kwamen, maar ik denk dat het toch slimmer was geweest. Gaande het seizoen werd er wel een wormbesmetting geconstateerd, en ga daar maar eens tegen kuren met jongen in het nest.
Gelukkig was ik op voorhand door Jan van Dongen wel al gewaarschuwd dat Oud Hollandse Meeuwen geen postduiven zijn, 12 koppels wilde niet zeggen dat je toch wel op minimaal een 20 tal jongen moest rekenen. Enigszins voorbereid begon ik in mijn eerste volledige seizoen als Oud Hollandse Meeuwenfokker dus aan het kweek Fok seizoen. Dat de eerste ronde echter slechts drie jongen zou opleveren was echter toch een teleurstelling. Dat er Oud Hollandse Meeuwen zijn die vroegtijdig stoppen met azen, om al rap aan de volgende ronde te beginnen, daar had ook niemand mij voor gewaarschuwd. De kreet “ongeëvenaarde voedsterduiven”, die ik ergens in een artikel over de Oud Hollandse Meeuw tegenkwam, kan wat mij betreft meteen de prullenbak in. De eerste de beste postduif brengt zijn jongen beter groot.
In ieder geval was de eerste ronde achteraf kommer en kwel. Kapot gevochten eieren, onbevruchte eieren, ouderdieren die vroegtijdig stopten met voeren, een koppel homo’s (Daar was wel op gerekend), een duivin met legnood en eentje die niet wilde leggen. Ach, je kunt het meteen maar gelijk in de 1e ronde hebben.
De 2e ronde ging al iets beter, en dat leverde een tiental jonge Meeuwen op. Eén van de twee homo’s werd uiteraard vervangen door een duivin die achter de hand was gehouden en ook werd er een koppel uit elkaar gehaald waarvan tot tweemaal toe een jong de eerste dag al overleed en het 2e jong na een zestal dagen niet meer goed opkwam.
In het resterende deel van het seizoen ging het echter beter en aan het eind waren er in totaal toch 50 jonge Oud Hollandse Meeuwen geringd. Hiervan was dan wel de helft niet goed getekend, te veel wit, te weinig wit, geen gekleurde duimveren, gekleurde staartpennen, schakelpennen, geen jabot, allerlei “gebreken” kwamen voorbij.
Op het moment van dit schrijven (oktober 2016) zitten er dan ook nog 22 jongen op het hok waarvan er eentje geen jabot heeft en eentje een krom borstbeen. Volgens Jan Kastelein en John de Groot, die op hoekbezoek zijn geweest, mocht ik over de kwaliteit echter niet klagen. Voor een eerstejaars viel het zeker niet tegen.
Wat de kleuren betreft is Blauw in de minderheid. Om tot een meerderheid van Blauw te komen zal nog niet meevallen. 6 Blauwschild en 2 Blauwzilverschild en dat, naar het zich laat aanzien, dan ook nog allemaal duivinnen. 6 Geelzilvers en 7 Roodzilvers maken het 22tal vol.
Gedurende het showseizoen zal er verder worden geselecteerd waarbij de keurmeesters een grote rol zullen gaan spelen, want zij zijn het die de standaard richtlijnen volgen en dientengevolge de selectie bepalen. En aangezien er nog veel te leren is voor mij als beginner hoop ik op flink wat opmerkingen, zowel positief als wel wat de wensen betreft.